De stedelijke infrastructuur biedt niet alleen ruimte aan verkeersborden en een stortvloed aan reclame, maar fungeert ook als medium voor nog een andere vorm van communicatie. Communicatie die voor de verandering niet aanmaant de wet na te leven of verleidt tot irrationele aankopen van spullen die onnodig zijn, maar die daarentegen aanzet tot nadenken, de status quo ter discussie stelt, de nieuwsgierigheid prikkelt en als het even meezit een glimlach op je gezicht tovert. Ik heb het hier over boodschappen die prijken op onder meer muren, regenpijpen, lantaarnpalen en stoplichten.
Net als andere vormen van street art (waarvan de meeste natuurlijk geënt zijn op beelden die op hun eigen manier ook boodschappen uitdragen) tonen ze aan dat er in het stadsbeeld meer valt te ontwaren dan eentonige architectuur, winkelketens en bedrijfslogo’s in eerste instantie doen vermoeden. Lees op straat tussen de officiële regels door en ontdek dat tal van creatievelingen hebben geprobeerd om een claim te leggen op de stad door nieuwe betekenissen toe te kennen aan specifieke objecten. Met meer gevoel voor drama zou je kunnen stellen dat iedere boodschap in deze categorie een strijdkreet is in een gevecht om de publieke ruimte, die almaar meer in private handen terechtkomt.
De vraag is in welke mate dergelijke kleine daden van verzet worden opgemerkt en daarnaast ook begrepen door het grote publiek. Shepard Fairey spreekt in dit verband over ‘secret subcultural handshakes’, daarmee implicerend dat ze gemakkelijk over het hoofd kunnen worden gezien door mensen die niet direct betrokken zijn bij de street art scene. Zou het kunnen dat een overmatige blootstelling aan reclame-uitingen het visuele zintuig aantast en er bij velen voor zorgt dat zij verminderd vatbaar zijn voor dingen die géén commerciële inslag hebben? Hopelijk is de realiteit niet zo somber. In een beetje stad is een sticker, paste up, tegeltje of tag met een mededeling die het verdient om te worden opgemerkt, in ieder geval nooit ver weg. En een goeie leus kan je dag maken.
Wat treft de oplettende homo urbanus op dit gebied zoal aan? Welbeschouwd is dat een potpourri van rake oneliners, poëtische pretenties, verwijzingen naar de popcultuur en klinkklare maar erg vermakelijke quatsch. Hierbij kan het gaan om een gloednieuwe frase, maar ook om een bestaande combinatie van woorden die door de kunstenaar (soms niet meer dan knutselaar, laten we wel wezen) uit god weet welke context is gerukt. De gemene deler is in ieder geval de (ogenschijnlijk) volstrekt willekeurige omgeving – de nieuwe context – waarin de boodschap van de doorgaans anonieme ‘afzender’ is ingebed en achtergelaten. Die ‘equal animals’ van Orwell kleven nu eenmaal aan een elektriciteitskastje omdat dat kan en iemand dat nodig achtte. Enigszins bevreemdend werkt het wel. Maar juist van bevreemding en willekeur gaan een verrassingseffect uit en daarin schuilt kracht; iets dat verrast houdt je gedachten immers langer vast.
De boodschappen die hier centraal staan, zijn doorgaans klein van formaat en zelden zo opvallend als paste ups of sjablonen, laat staan muurschilderingen. Maar als je je eenmaal bewust bent van hun bestaan, zal er waarschijnlijk ook sprake zijn van meer bewustzijn ten aanzien van stedelijke omgeving. Hieronder een lukrake greep voorbeelden uit eigen collectie, waarbij opgemerkt dat beelden die digitaal een voor een worden opgediend, vanzelfsprekend niet de schone ‘sensaties’ uitlokken die zich in de openluchtgalerie mogelijk wel voordoen. Of, zoals Lot Madeleine op een parkeermeter in Amsterdam verkondigt, ‘the emotions of the street is [sic] something museums can’t buy’.