Revolutionair bij de opkomst van street art aan het eind van de vorige eeuw was het gegeven dat het gaat om kunst die niet is bestemd voor een zogeheten ‘white cube’, waar je moet betalen voor toegang, afstand moet bewaren tot het geëxposeerde, suppoosten je in de gaten houden en foto’s nemen lang niet altijd is toegestaan. Daarentegen is het werk dat zonder voorbehoud is bedoeld voor eenieder die onderweg is naar een afspraak, kantoor of supermarkt, of die gewoon doelloos ronddwaalt.
Even grensverleggend was dat street art de barrières die door de museumwereld worden opgeworpen, eenvoudigweg omzeilt. Zij onttrekt zich namelijk aan discussies over wat wel en geen kunst is, welke werken het wel of niet verdienen om te worden tentoongesteld en wat van historische waarde zou kunnen zijn. Zie het als een revolution of the ordinary. Street art moet er volgens criticus Martyn Reed dan ook voor zorgen dat de begrippen ‘kunst’ en ‘kunstenaar’ door een breed publiek worden opgeëist en opgerekt. “Bij diegenen die niet het voorrecht hebben gehad om kunstonderwijs te volgen, moet de stroming bovendien de schaamte wegnemen die vaak door hen wordt gevoeld wanneer zij deze termen in de mond nemen”, schrijft Reed in een essay. Kunst zou er moeten zijn voor iedereen en daarom, stelt hij, “moet het idee worden betwist dat alleen een select gezelschap dat beschikt over bijzonder talent en kennis betrokken zou mogen zijn bij de productie van beeldende kunst en alleen de welstellende, culturele elite die kunst zou mogen bezitten en definiëren”.
Portretkunst in het bijzonder is eeuwenlang overwegend voorbehouden geweest aan degenen die het zich konden veroorloven zich door een schilder of beeldhouwer te laten afbeelden. Met levensgrote portretten op straat hebben eerst graffitispuiters en later ook street artists ertoe bijgedragen dat mensen die het moeilijk hebben en leven in anonimiteit, een gezicht en een stem krijgen. Een prachtig voorbeeld van wat kunst in dit opzicht vermag, is een portret van een analfabete man in Stavanger.
Voor (portret)kunst kan je je uiteraard naar een museum begeven, maar buiten rondbanjeren in een plaats waar veel artistieke bedrijvigheid is, kan net zo goed. Niet alleen beroemde schrijvers, zangers, acteurs, politici en sporters, maar dus ook local heroes (‘de gewone man’) zijn in ruime mate vertegenwoordigd in de galerie die De Stad heet. Zo vinden we er de beeltenissen van de overleden burgemeester van Amsterdam Eberhard van der Laan, van de Nederlands graffitipionier Dr. Rat (toch echt geen RAF-lid, wel een provocateur), van een jonge Dennis Bergkamp, van de generaal van het Rode Leger Georgi Zjoekov, van de Franse president Charles de Gaulle (steevast dezelfde kop, telkens een andere pet), van een vluchteling zonder papieren, van een verdwaalde peuter en bijvoorbeeld van WikiLeaks-voorman Julian Assange. Dat je vroeg of laat ook stuit op Obey the Giant, daar kan je donder op zeggen. Toegegeven, niet bij alle afbeeldingen hieronder gaat het om een portret in de ware zin van het woord, maar het zou zonde zijn om sommige portretstudies van fictieve personen (karakterkoppen) niet in dit overzicht op te nemen.
Waarom een specifiek iemand op een bepaalde plek is afgebeeld, daar valt nooit eenduidig antwoord op te geven. Soms bestaat er een duidelijke relatie tussen de locatie en de geportretteerde, maar dat is eerder uitzondering dan regel. Meestal is het pure willekeur. Zo moet street artist Yatzy ooit Stephan Vanfleterens foto van een pijprokende Étienne Davignon hebben gezien en vervolgens hebben gedacht dat dat portret zich goed zou lenen voor een ‘remake’ als paste up (te zien halverwege de pagina). Niet dat Davignon, een hoge pief uit België, ook maar enige band heeft met de Noorse kustplaats Bergen.
De grootte van en de technieken achter de werken lopen uiteen. Datzelfde geldt voor de mate van gedetailleerdheid en gelijkenis met de geportretteerden in kwestie (mocht daar sprake van zijn). Waar de kunstenaar bij de ene voorstelling al zijn verf tegen de muur lijkt te hebben gesmeten, had hij of zij voor een andere creatie genoeg aan subtiele zwarte lijnen. In drie gevallen overlapt een en hetzelfde hoofd zichzelf vanuit verschillende standen. Ongeacht de vele verschillen staat de kijker bij alle portretten die hieronder te zien zijn daadwerkelijk oog in oog met een persoon. Een persoon die je aanstaart met zijn of haar unieke blik en karakter – en misschien ook wel boodschap.
De mural van Bosoletti in Oostende is een negatief. Pas als je een foto van het werk zelf negatief maakt (twee keer min is plus), komt het gelaat van het sip ogende meisje pas echt tot uitdrukking. De werkwijze van Vhils is minstens zo origineel. Behendig gaat hij met drilboren, beitels en ander gereedschap het pleisterwerk van muren te lijf, met onwaarschijnlijk realistische portretten tot gevolg. De muur functioneert daarbij niet slechts als hulpmiddel, maar wordt zèlf het kunstwerk. Het is creatie door middel van destructie – iets wat in de street art overigens wel vaker voorkomt.
De fotoreeks vangt aan met een aantal ouwe knarren met doorgroefde koppen en eindigt ook weer met een portret van (een imaginair) iemand op leeftijd. Dat het Franse duo Ella & Pitr daarvoor twee kanten van hetzelfde huis heeft gebruikt en het werk dus met een hoek van 90 graden ‘de bocht om gaat’, zie je er niet aan af. Bij enkele tientallen portretten in het midden van het overzicht zijn ter vergelijking foto’s van de betreffende personen ernaast geplaatst (ga met de muis over de afbeeldingen voor aanvullende informatie). Laat de portemonnee maar in je achterzak, toegang tot de Urban Portrait Gallery is gratis.