In landen die behoren tot het mondiale Zuiden zijn nog lang niet zoveel onderdelen van de economie geliberaliseerd en geprivatiseerd als bij ons. Is de dienstensector van ‘zwakkere TiSA-broertjes’ een gemakkelijke prooi voor westerse multinationals? Dankzij een sterke campagne kregen vakbonden, ngo’s en burgerbewegingen in Uruguay hun regering zover het Trade in Services Agreement links te laten liggen.
In het najaar van zowel 2015 als 2016 liepen in Amsterdam duizenden mensen mee in een protestmars tegen TTIP en CETA. Het bewijs dat burgers zich in niet geringe getale geroepen voelen van zich te laten horen als zij zich realiseren wat de waarschijnlijke gevolgen zijn van dergelijke handelsverdragen. Bij die betogingen bleef TiSA echter grotendeels een ondergeschoven kindje. Had je demonstranten ernaar gevraagd, hadden de meesten waarschijnlijk verklaard er nog nooit van te hebben gehoord. Op demonstraties specifiek gericht tegen het dienstenakkoord in Bern en Genève na, zijn er in de rest van Europa bij verschillende demonstraties anti-TiSA borden omhoog gehouden, maar mocht dat al met al niet zo veel naam hebben.
Hoe anders was dat twee jaar geleden in Uruguay, waar binnen een tijdspanne van een half jaar herhaaldelijk hordes mensen de straat op gingen om hun aversie tegen de plurilaterale deal te uiten. Alleen in de Zuid-Amerikaanse republiek was sprake van datgene waar voormalig handelsminister Ploumen in haar ‘handelsreset‘ voor heeft gepleit, maar dat zowel hier als in de tientallen andere TiSA-landen achterwege is gebleven en nu juist zo wenselijk zou zijn; een brede maatschappelijke discussie over het verdrag waarbij daadwerkelijk naar de burgers wordt geluisterd. Wat volgt is een kleine reconstructie van wat zich in Uruguay heeft afgespeeld.
Multinationals hebben publieke diensten in het vizier
Daar waar diensten (nog) in publieke handen zijn, is voor het bedrijfsleven sprake van onontgonnen terrein. Bijvoorbeeld in Japan, dat weliswaar TiSA-deelnemer is maar van oudsher bekendstaat om een van de meeste beschermde en minst geglobaliseerde economieën in de ontwikkelde wereld. “In mijn geboorteland hebben we een nationaal georganiseerd gezondheidszorgsysteem”, vertelt Satoko Kishimoto van de progessieve denktank Transnational Institute aan Down to Earth Magazine. “Maar door TiSA staat dat systeem op de tocht. Amerikaanse verzekeraars willen toegang krijgen tot de gigantische Japanse verzekeringsmarkt. In de VS zelf zijn immers niet veel meer nieuwe consumentenverzekeringen te verkopen.”
“Door TiSA staat in Japan het nationaal georganiseerde gezondheidssysteem op de tocht”
In ontwikkelingslanden maar ook in Uruguay zijn eveneens veel onderdelen van de economie in overheidshanden. Voor westerse multinationals valt in dat soort contreien dus nog het meest ‘te halen’ (zie kader over dat wat de EU van niet-westerse TiSA-deelnemers verlangt). Critici wijzen erop dat TiSA het zoveelste instrument is op basis waarvan het mondiale Noorden het mondiale Zuiden uitbuit. “Die landen zitten natuurlijk wel zelf aan tafel”, brengt Marhijn Visser van VNO-NCW daartegen in. “Als je iets niet wilt, of wilt uitzonderen, kan je dat doen. Dat geldt ook voor ons. En als je niet de expertise hebt om onderhandelingen te voeren, moet je er niet aan deelnemen.” Aan TiSA-deelname kleven voor- en nadelen en menig regering zal hierover in een spagaat zitten. Meer over dit dilemma in het introductieartikel.
“Als je niet de expertise hebt om onderhandelingen te voeren, moet je er niet aan deelnemen”
Handelsexpertise
Bij deelname aan een akkoord als TiSA is handelsexpertise en dus specialistische kennis onontbeerlijk. Zijn ontwikkelde (westerse) landen hierbij in het voordeel ten opzichte van (economisch) kleinere landen? Roberto Bissio, coördinator bij de Uruguayaanse tak van het internationale netwerk Social Watch dat zich inzet voor armoedebestrijding, spreekt van een “machtsasymmetrie” aan de onderhandelingstafel. Daarmee doelt hij op de scheve verdeling onder de TiSA-landen ten aanzien van het aantal mensen dat al dan niet in staat is de zware materie goed en wel te doorgronden en de juridische consequenties ervan te doorzien. “Tegenover honderden experts en adviseurs in de grote handelsblokken zijn er in heel Uruguay waarschijnlijk niet meer dan tien mensen die thuis zijn in handels- en investeringsverdragen. Die daadwerkelijk precies weten waar de discussie over gaat.”
“In heel Uruguay zijn waarschijnlijk niet meer dan tien mensen die thuis zijn in handels- en investeringsverdragen en precies weten waar de discussie over gaat”
Volgens Paul Diegel, werkzaam in het team van het Duitse Europees Parlementslid voor de Groenen Klaus Buchner, kan je de gewenste deskundigheid gewoon in huis halen. “Ik denk niet dat landen, of die nou uit het mondiale Noorden of Zuiden komen, geen experts zouden kunnen inhuren voor iets dat zo’n enorme economische impact kan hebben. Maar je zou wel kunnen zeggen dat de EU en de VS in het voordeel zijn omdat deze blokken een groot deel van de wereldwijde dienstverlening voor hun rekening nemen.”
Wat verlangt de EU zoal van niet-westerse TiSA-deelnemers?
Uruguay behoorde niet vanaf het begin bij de Really Good Friends of Services, het verbond van TiSA-deelnemers. Het land trad na een jaar van voorbereiding in alle stilte pas bij de tiende onderhandelingsronde in februari 2015 toe. Vlak daarna, op 1 maart, vond in Uruguay een regeringswisseling plaats. Binnen de linkse coalitie Frente Amplio (Breed Front) wisselde Tabaré Vázquez stuivertje met president José Mujica.
Omdat de Uruguayaanse regering geen ruchtbaarheid gaf aan haar toetreding, was er in het land in eerste instantie dan ook weinig over TiSA bekend. Zelfs sommige hoogwaardigheidsbekleders bleken niet altijd even goed op de hoogte. Roberto Bissio weet nog goed dat “de nieuw aangestelde minister van Buitenlandse Zaken en Handel Rodolfo Nin Novoa pas voor het eerst met TiSA werd geconfronteerd toen hem daarover tijdens een persconferentie een vraag werd gesteld”. “De nieuw aangestelde handelsminister werd pas voor het eerst met TiSA geconfronteerd toen hem daarover tijdens een persconferentie een vraag werd gesteld”
Ingeklemd tussen en economisch voor een groot deel afhankelijk van de reuzen Argentinië en Brazilië is Uruguay zowel qua landoppervlakte als inwoneraantal slechts een dwerg. Er zijn 3,3 miljoen Uruguayanen, waarvan er 1,3 miljoen in de hoofdstad Montevideo wonen. Als eerste land in de regio tuigde Uruguay een verzorgingsstaat op en wordt het ook wel aangeduid als het Zwitserland van Latijns-Amerika. Ten opzichte van andere landen in dit werelddeel valt deze republiek namelijk democratisch en welvarend te noemen en heeft zij relatief een grote middenklasse, een hoge levenstandaard, veel persvrijheid, weinig corruptie en – op een continent dat geteisterd wordt door drugshandel en -geweld – een liberaal drugsbeleid (marihuana is er gelegaliseerd). Het land wordt daarnaast zo nu en dan genoemd als belastingparadijs, dat dan weer wel.
Uruguay wordt sinds 2005 geleid door de linkse presidenten Tabaré Vázquez (2005-2010, 2015-nu) en José Mujica (2010-2015). Zij behoren allebei tot de sociaal-democratische coalitie van partijen genaamd Frente Amplio en voeren een beleid gekenmerkt door grote overheidsinvesteringen in onder meer sociale huisvesting, de zorg en het onderwijs.
Om mensen attent te maken op het feit dat Uruguay helemaal geen verklaring naar buiten had gebracht over zijn TiSA-deelname en je daar alleen via een omweg achter kon komen, publiceerde het linkse weekblad Voces in maart 2015 een artikel dat begint met de woorden: “In februari 2015 verscheen het volgende bericht op de website van het Canadese Ministerie van Buitenlandse Zaken: ‘We zijn verheugd dat de TiSA-leden Uruguay hebben verwelkomd tot de onderhandelingen.’”
Maatschappelijke coalitie en protesten
Het op WikiLeaks gelekte materiaal haalde TiSA verder uit de anonimiteit en heeft de boel in Uruguay flink wakker geschud. Een coalitie van vakbonden (die daar nog altijd een belangrijke rol vertolken), ngo’s, milieugroepen en andere organisaties analyseerde de documenten en rook onraad. Duidelijk werd onder meer wat er allemaal van Uruguay werd verlangd. Mensen schrokken hier volgens Roberto Bissio van omdat ze zich onvoldoende hadden gerealiseerd dat buitenlandse dienstverleners geïnteresseerd zouden zijn in of aanspraak zouden kunnen maken op bepaalde onderdelen van de economie, waaronder de watervoorziening.
In een grondwettelijk referendum in 2004 stemde 64% van de Uruguayanen ermee in dat de watervoorziening een collectief goed is dat exclusief in handen moet blijven van de staat. Uruguay werd met dit referendum internationaal een ijkpunt en de verankering in de grondwet dat water een mensenrecht is, werd in 2010 bekrachtigd door de Verenigde Naties. “De angst bestond dat met TiSA opnieuw een grondwetswijziging zou worden afgedwongen, maar ditmaal om de watersector juist open te breken”, legt Bissio via Skype uit.
Vanwege de complexiteit van het akkoord is het voor leken moeilijk om de gevolgen ervan in te schatten, “maar als je in staat bent een beeld te schetsen van wat er op bepaalde gebieden te gebeuren staat, zien mensen hoe dit hun leven beïnvloedt en komen ze in actie”, vertelt Bissio, die ook aan het hoofd staat van het in Montevideo gevestigde Third World Network, een alternatieve beleidsgroep gericht op sociaal rechtvaardige en ecologisch duurzame ontwikkeling.
De lekken op WikiLeaks waren erg nuttig om dat beeld te schetsen, maar critici wilden zich niet enkel en alleen daarop verlaten. “Bovendien, betekenen de gelekte documenten daadwerkelijk dat wat [de analyses op] WikiLeaks zeggen dat ze betekenen?”, vraagt Bissio zich af. En dus begon de coalitie nog meer informatie van de regering te eisen en werd het parlement onder druk gezet om hetzelfde te doen. Documenten werden echter niet verstrekt; hun eigen onderhandelaars verscholen zich achter een geheimhoudingsplicht. Die geheimhouding was voor velen, waaronder parlementsleden en leden van de regeringscoalitie zelf, onbegrijpelijk. Zij droeg bovendien bij aan de verontwaardiging onder de bevolking, die ondertussen al goed en wel was gemobiliseerd.

Duizenden werknemers uit achttien vakgebieden lieten onder meer op 24 april 2015 het werk liggen om in het centrum van Montevideo te protesteren tegen TiSA. De coalitie van maatschappelijke organisaties wendde zich daarbij ook direct tot de hoofden van water-, energie-, en telecommunicatiebedrijven, die in Uruguay nog overwegend in overheidshanden zijn. “Als TiSA doorgaat zijn dit en dit en dit de risico’s voor uw staatsbedrijf…”, luidde de boodschap. Volgens Bissio waren deze verantwoordelijken “bijzonder verontrust”.

Vertegenwoordigers van verschillende beroepsgroepen zoals de advocatuur en de accountancy waren eveneens bevreesd. De angst bestond dat TiSA meer buitenlandse dienstverleners – zoals Price Water House Coopers die al in Uruguay gevestigd is – zou binnenlaten en die hun eigen advocaten en accountants zouden meebrengen, in plaats van lokaal aan te nemen.
Voorstanders van TiSA hebben erop gewezen dat ontwikkelingslanden zullen profiteren van het verdrag omdat buitenlandse dienstverleners nieuwe technologieën naar die landen kunnen brengen, zij lokale ‘input’ nodig zullen hebben en werkgelegenheid zullen creëren met alle voordelen van dien, waaronder lokale capaciteitsopbouw. Uit gelekte documenten blijkt echter dat niets van dit alles van dienstverleners mag worden geëist en is het dus maar de vraag hoeveel hier in de praktijk van terecht zal komen. Het argument lijkt kortom een wassen neus. “Uitgerekend die bepalingen op basis waarvan TiSA-voorstanders beweren dat ontwikkelingslanden zouden profiteren, zijn in het verdrag verboden”, constateert Deborah James van het Amerikaanse Center for Economic and Policy Research.
“Uitgerekend die bepalingen op basis waarvan TiSA-voorstanders beweren dat ontwikkelingslanden zouden profiteren, zijn in het verdrag verboden”
Tegenover de maatschappelijke weerstand voelde de Uruguayaanse regeringscoalitie zich gedwongen via partijbijeenkomsten het gesprek aan te gaan met voor- en tegenstanders. Voorstanders in de politiek waren onder meer de ministers van Buitenlandse Zaken en Financiën en de liberale oppositiepartij. De ICT-sector (Uruguay ontwikkelt en exporteert software) was een van de pleitbezorgers uit het Uruguayaanse bedrijfsleven, maar had bij nader inzien minder met TiSA te winnen dan hij in eerste instantie zelf had ingeschat.
“Discussies werden gevoerd op tv en de radio. Het was een intens debat waarin alle problemen naar voren kwamen”, brengt Bissio in herinnering. “Een van de moeilijkste dingen was; hoe gaat het marktaanbod van Uruguay worden opgesteld? Voor wie heeft dat gevolgen? Wat zullen de winsten en verliezen zijn?”
Onderzoek en stemming
Vier maanden lang deed de regering onderzoek naar TiSA. In die periode kreeg ieder ministerie de opdracht om uit te zoeken wat het effect van deelname zou zijn en welke onderdelen van de economie niet geliberaliseerd mochten worden. Afgezien van de ministeries van Buitenlandse Zaken en Financiën hadden andere ministeries hun bedenkingen bij het dienstenakkoord.
Lees wat de bezwaren tegen TiSA waren per ministerie
Op basis van alle verzamelde informatie werd binnen de regeringscoalitie een stemming gehouden die een uitkomst kende die niet aan duidelijkheid te wensen overliet; met 117 stemmen voor en 22 tegen werd besloten om na de twaalfde onderhandelingsronde ‘adiós’ te zeggen tegen TiSA. Ook José Mujica, onder wiens presidentschap Uruguay tot het handelsakkoord was toegetreden, keerde zich ertegen. Op 7 september 2015, een week voordat Uruguay met zijn marktaanbod op de proppen had moeten komen, werd het besluit door president Vázquez gevalideerd.
“Het is indrukwekkend hoeveel mensen van TiSA op de hoogte werden gesteld, deelnamen aan demonstraties en meediscussieerden. President Vázquez moet worden geprezen voor het feit dat hij naar het volk heeft geluisterd”, verkondigde het socialistische parlementslid Roberto Chiazzaro.
Al met al was Uruguay maar kort van de partij. Het stak voorzichtig een voet in bad, maar kwam tot de conclusie dat het water te heet was. Het feit dat Vázquez al in 2007 op eenzelfde manier de onderhandelingen over een bilateraal vrijhandelsverdrag met de VS stopzette, zegt niet alleen veel over hemzelf, maar ook over het belang dat hij hecht aan de wil van (de meerderheid van) de Uruguayanen en de soevereiniteit van zijn land. Maar om de brui aan TiSA te geven was uniek, niet eerder stapte een land namelijk uit de onderhandelingen van een dergelijk groot plurilateraal akkoord. Daarmee stak Uruguay een klein spaakje in het wiel van de wereldwijde ‘corpocratie’. Symbolisch dan toch, de overige deelnemers liggen niet wakker van een Klein Duimpje als Uruguay meer of minder en het akkoord zelf wordt er niet door geschaad. Het laat wel zien dat het niet onmogelijk is om tegen de stroom in te gaan.
Paraguay
En voorbeeld doet volgen. Kort nadat Uruguay TiSA liet voor wat het was, hield Paraguay het zowaar ook voor gezien. Op veel discretere wijze, dat wel. Eenvoudigweg door niet meer te komen opdagen bij de onderhandelingen in Genève. De Paraguayaanse regering had noch haar deelname, noch haar terugtrekking officieel naar buiten gebracht. Media-aandacht voor of een publieke discussie over TiSA waren er in het land niet. Bissio kreeg van ngo-collega’s uit Paraguay te horen dat de regering aldaar zelfstandig tot de conclusie was gekomen dat er met het verdrag meer te verliezen dan te winnen viel en daarom had besloten zich terug te trekken. Een opmerkelijke zet voor de rechtse regeringspartij Colorado, die onder leiding staat van president Horacio Cartes, een schatrijke tabaksmagnaat.
Myriam Vander Stichele van Stichting Onderzoek Multinationale Ondernemingen in Amsterdam is van mening dat Uruguay en Paraguay er goed aan hebben gedaan hun eigen koers te varen. “Alle landen mogen natuurlijk unilateraal liberaliseren. En als ze dan zien dat het misgaat, kunnen ze de deuren dichtdoen. Bij een akkoord met meerdere landen is dat niet mogelijk.”
“Als je unilateraal liberaliseert en ziet dat het misgaat, kan je de deuren dichtdoen. Bij een akkoord met meerdere landen is dat niet mogelijk”
Dat de twee Zuid-Amerikaanse landen zijn afgehaakt, is volgens Geert Van Calster hun volste recht. Maar of dat tweetal er verstandig aan doet, daar is de hoogleraar Europees Recht aan de KU Leuven minder zeker van. “Het is altijd beter om vanaf het begin mee aan tafel te zitten. Als zij over tien, vijftien jaar namelijk zouden moeten vaststellen dat hun dienstensector toch wel een drijvende factor van hun economie is, en ze dan nog moeten toetreden tot dat wat op dit gebied het belangrijkste akkoord van de komende decennia zal zijn en waarvan de regels al zijn vastgelegd, is dat bij lange na niet zo aantrekkelijk. Voor de EU zou zoiets ondenkbaar zijn.”
Kunnen lagere overheden ook ‘nee’ zeggen?
Als land kan je dus nee zeggen tegen TiSA, maar hoe zit dat eigenlijk op subnationaal niveau? Hebben provincies en gemeenten in TiSA-landen iets in de melk te brokkelen? Als het akkoord doorgang vindt en te zijner tijd eenmaal van kracht is, zullen lokale overheden er in ieder geval mee te maken krijgen, al was het maar omdat overheidsaanbestedingen hier een belangrijk onderdeel van uitmaken.
In haar analyse van de gelekte TiSA-bijlage over overheidsaanbestedingen schrijft Sanya Reid Smith van het Third World Network dat overheidsopdrachten in TiSA-landen in extreme mate zouden moeten worden opengesteld, veel meer dan het geval is onder WTO-voorschriften of in andere vrijhandelsverdragen van de EU en de VS. “Het is de verwachting dat bij aanvaarding van de betreffende bijlage zowel in ontwikkelde als in ontwikkelingslanden programma’s worden ondermijnd die dienen om maatschappelijke vooruitgang te bevorderen, banen te creëren en achtergestelde gemeenschappen en het MKB te helpen.”
“Bij aanvaarding van de bijlage over overheidsaanbestedingen is de verwachting dat programma’s worden ondermijnd die dienen om maatschappelijke vooruitgang te bevorderen, banen te creëren en achtergestelde gemeenschappen en het MKB te helpen”
Hoe ver ze hier precies mee gaan, zal moeten blijken. Het is nu zo dat een gemeente tegen een buitenlandse partij kan zeggen: u wint de aanbesteding en krijgt het contract, maar u moet zich aan nationale wetgeving houden en cao’s respecteren. Het zou kunnen dat bepaalde eisen die nu worden gesteld, straks als handelsbelemmering worden opgevat en lokale overheden verplicht kunnen worden om eigen beleid aan te passen of te annuleren.
Dit is voor een aanzienlijk aantal steden en gemeenten in Nederland een van de redenen geweest zich TTIP, CETA en/of TiSA-vrij te verklaren. Het gaat om onder meer Amsterdam, Eindhoven, Groningen en Utrecht. In heel Europa gaat het om meer dan duizend lokale overheden, waaronder – bepaald symbolisch – ook de gemeenteraad van Genève, de stad waar de TiSA-onderhandelingen plaatsvinden. Als puntje bij paaltje komt zal dit waarschijnlijk niet meer dan een statement blijken te zijn; lokale overheden kunnen wellicht hun invloed doen gelden door bij hun nationale regering te lobbyen, maar hebben uiteindelijk zelf niets over handelsakkoorden te zeggen (regionale parlementen daargelaten, zie het afsluitende artikel). Ze dienen zich dan ook te houden aan wat nationale regeringen internationaal afspreken. Mochten lokale bestuurders voet bij stuk houden en de kont tegen de krib gooien, zou het tussen TiSA-landen tot rechtszaken kunnen leiden.

Met medewerking van Lisa Dupuy en Jimmy Stroobants