Onderhandelen over TiSA is een traag en delicaat proces. Iedere deelnemer wil er met zijn eigen belangen zelf zoveel mogelijk voordeel uit halen. Landen die nu niet goed opletten, kunnen dat straks bezuren. En gaat het alleen om economisch gewin, of wordt er ook nog een beetje rekening gehouden met zaken die ons allemaal aangaan?
Beste lezer, u bent gewaarschuwd! Dit artikel over het Trade in Services Agreement gaat in op een aantal technische aangelegenheden waarvan uw hart níét sneller gaat kloppen. Toch is ondergetekende vastbesloten u hiermee lastig te vallen. Waarom? Omdat hij het belangrijk vindt om ook aandacht te besteden aan de complexe mechanismen in handelsakkoorden waarmee bepaalde partijen onevenredig veel macht naar zich toe trekken en die verstrekkende gevolgen hebben voor de manier waarop samenlevingen, economieën en de wereld als geheel functioneren. Bovendien is de kans bijzonder groot dat u werkzaam bent in een branche waarover wordt onderhandeld.
Handel in diensten dus. Wat betekent dat precies en hoe maak je daar afspraken over? Zoals bij elk handelsakkoord gaat het over offensieve en defensieve belangen; wat valt er voor ‘ons’ (of beter: onze bedrijven) elders te halen en in hoeverre staan ‘wij’ toe dat er bij ons iets te halen valt voor anderen? Het is een strategisch spel van geven en nemen waarbij landen doorgaans meer van onderhandelingspartners vragen dan ze verwachten te krijgen en in eerste instantie minder aanbieden dan ze uiteindelijk doen.
Dat het er hierbij aan de TiSA-onderhandelingstafel hard tegen onzacht aan toe kan gaan, blijkt onder meer uit interne documenten van het ministerie van handel die door het Platform Authentieke Journalistiek zijn gewobd. De EU en de VS zijn meerdere malen publiekelijk in aanvaring gekomen. Zo ook in de zomer van 2016, toen het tot “een harde clash kwam tussen de VS en de EU, waar de VS de EU betichtten van een veel te ondermaats marktaanbod.” Myriam Vander Stichele van Stichting Onderzoek Multinationale Ondernemingen (SOMO) heeft hetzelfde in de wandelgangen vernomen; “De Amerikanen vonden dat de EU veel te veel uitzonderingen had gemaakt en waren daar razend over.”
“De Amerikanen vonden dat de EU veel te veel uitzonderingen had gemaakt en waren daar razend over”
Hoofdzakelijk draait het om twee dingen: enerzijds om markttoegang voor buitenlandse dienstverleners, of preciezer, de voorwaarden waaronder die zich ergens mogen vestigen en actief worden. Anderzijds gaat het erover of dergelijke partijen al dan niet op dezelfde manier worden behandeld als eigen nationale dienstverleners (gelden voor Starbucks in Nederland dezelfde rechten en plichten als voor kleine, lokale koffietentjes?). In TiSA wordt hierover gesteggeld op basis van een zogeheten ‘Schedule of Commitments’, of, in goed Nederlands, een lijst van verbintenissen. Hierin presenteert iedere TiSA-deelnemer zijn markttoegangsaanbod en de uitzonderingen en beperkingen die hij daarin wil opnemen. Opvallend is dat Nederland in vergelijking met andere EU-landen voor vrij weinig onderdelen van de economie uitzonderingen of beperkingen opneemt en zich dus genereus opstelt ten opzichte van buitenlandse dienstverleners.
Negative listing
Kenmerkend aan TiSA is dat er over de markttoegang wordt onderhandeld op basis van een positieve lijst en over de nationale behandeling aan de hand van een negatieve lijst. In het eerste geval betekent dat, dat ieder land vermeldt of een bepaalde sector is opengesteld voor buitenlandse dienstverleners. In het tweede geval komt het erop neer dat nationale behandeling automatisch geldt voor buitenlandse dienstverleners (mits die naar binnen mogen natuurlijk), tenzij expliciet is opgeschreven dat dit in bepaalde sectoren niet zo is.
Klinkt allemaal enorm saai! Inderdaad, een meeslepend verhaal zou anders luiden, maar veel op het spel staat er wel. ‘Negative listing’ is bovendien niet onomstreden. Hoewel deze methode meer duidelijkheid geeft aan ondernemers, zijn overheden vaak huiverig om haar toe te passen. Zij moeten namelijk aangeven welke onderdelen van hun economie ze níét willen liberaliseren. Negatieve lijsten betekenen daarnaast veel meer werk en zijn ‘enger’; je moet immers zorgen voor een waterdicht overzicht van alle bestaande beperkende wet- en regelgeving. Vergeet je iets – en dat is het risico –, staat een bepaalde sector meteen ‘open’ en kan je dat niet meer terugdraaien.
Deze aspecten maken het gewenste multilateraliseren van TiSA, ofwel het onderbrengen van het verdrag binnen de Wereldhandelsorganisatie (WTO) waar zoveel over te doen is (zie introductieartikel), allerminst eenvoudig. Tal van landen die niet aan TiSA deelnemen zijn namelijk helemaal niet gecharmeerd van de negatieve lijst.
Dat hiervan wel sprake is in TiSA, komt vooral omdat de VS hierop aandrongen. Zij streven naar een ongekend ambitieus verdrag en de kans daarop is groter als het uitgangspunt is dat zoveel mogelijk diensten aan buitenlandse concurrentie onderhevig worden. GATS, de voorganger van TiSA, is terughoudender en functioneert aan de hand van een positieve lijst.
Nederland heeft geen uitgesproken voorkeur voor het een of het ander, in tegenstelling tot bijvoorbeeld de zuidelijke Europese landen, die negatieve lijsten heel vervelend vinden. Landen als Spanje en Duitsland hebben erdoor bovendien extra huiswerk, want die moeten ook de wetgeving van hun autonome regio’s en deelstaten opschrijven. Dit geldt overigens ook voor alle 50 staten van Amerika zelf.
CETA was het eerste akkoord van de EU (met Canada) op basis van een negatieve lijst. Verschillende EU-landen bleken hier moeite mee te hebben omdat ze eigenlijk niet goed wisten hoe dat moest. Ondertussen werden ze volgens Marc Maes van de Vlaamse koepelorganisatie voor ontwikkelingssamenwerking 11.11.11, door de Europese Commissie wel gepusht om steeds meer vrij te maken. “Zo ontstaat een spiraal naar alsmaar verdere liberalisering.”
Toekomstige diensten
Er zit door de negatieve lijst nog een flinke adder onder het gras; de regels van TiSA over nationale behandeling zullen automatisch van toepassing zijn op nieuwe, toekomstige diensten. Met andere woorden, diensten die nog moeten worden ‘uitgevonden’ en waarvan we het bestaan nu mogelijk niet eens kunnen bevroeden, zullen te zijner tijd vanzelf aan buitenlandse concurrentie worden blootgesteld. Als een land over een bepaald aantal jaar bijvoorbeeld veel geld steekt in de ontwikkeling van nieuwe vormen van dienstverlening waarvoor nog geen regelgeving bestaat – denk in Nederland bijvoorbeeld aan zorg voor ouderen op basis van robots en kunstmatige intelligentie –, dan moet het soortgelijke dienstverleners van elders automatisch hetzelfde behandelen. Dat is een sta-in-de-weg voor de bescherming en ontwikkeling van opkomende strategische bedrijfstakken.
Maar deze gang van zaken kan zich ook al in een veel nabijere toekomst afspelen. Een dienst wordt namelijk ook als ‘nieuw’ beschouwd als die elders al bestaat maar nog niet in eigen land. “Dus als ze in de VS weer allerlei financiële derivaten bedenken, moet iedereen die binnenlaten”, legt Maes uit. Als het aankomt op nieuwe diensten “hoef je het, zoals mensen geneigd zijn, dus helemaal niet ver te zoeken. Eigenlijk kan het pijnlijk eenvoudig zijn.”
“Als ze in de VS weer allerlei financiële derivaten bedenken, moet iedereen die binnenlaten. Eigenlijk kan het pijnlijk eenvoudig zijn”
De Europese Commissie heeft zich hiertegen proberen in te dekken met een voorbehoud voor nieuwe diensten. Dit is haar op grote kritiek komen te staan van onderhandelingspartners, die willen dat zij het voorbehoud opgeeft. Sommige EU-landen blijken het voorbehoud nodig te hebben om zich verzekerd te zien van politieke en publieke steun voor TiSA.
Het is sowieso een kromme situatie, want de Commissie hanteert hierbij een zichzelf opheffende omschrijving: nieuwe diensten zijn volgens haar diensten die nergens bij de economische indeling van de Verenigde Naties zijn geclassificeerd. Omdat hierdoor in de praktijk geen diensten zijn te bedenken die aan deze definitie voldoen, zullen nieuwe diensten alsnog hun weg naar Europa vinden.
Glazenbollenwerk
Ook op het gebied van marktoegang is het voor een deel kijken in een glazenbol. De komst van een bepaalde partij kan nu opportuun zijn, maar straks misschien niet meer. Neem de verspreiding van vuurwerk, dat zit ook in TiSA. In Nederland gaan steeds meer stemmen op om het afsteken van vuurwerk door particulieren met oud en nieuw te verbieden. “Als Nederland ooit een wet wil maken om de distributie en retail van vuurwerk voor particulieren aan banden te leggen en we hebben in TiSA niet aangegeven dat we dat eventueel in de toekomst zouden willen doen, dan kan je dat dan dus niet meer gaan beperken”, vertelt Vander Stichele. Er zijn een paar landen die vuurwerkverspreiding voor consumenten bij markttoegang beperkt hebben. Distributeurs van dat soort diensten mogen daar dan niet meer binnenkomen.
Geen fysieke aanwezigheid, geen consumentenbescherming?
Hoe TiSA precies uit de bus komt, is nog afwachten. Maar markttoegang lijkt niet eens fysieke aanwezigheid te impliceren. Het zou kunnen dat overheden niet van buitenlandse ondernemingen kunnen eisen dat die zich met een filiaal of dochteronderneming in de afzetmarkt vestigen, of dat die lokale mensen aannemen. Ook kunnen ze hen niet verplichten lokaal te investeren of inkopen te doen. In de digitale economie worden steeds meer diensten ‘op afstand’ op internet aangeboden, van medische adviezen tot universitaire vakken. Dit bemoeilijkt niet alleen het stellen van kwaliteitseisen, maar maakt ook zoiets als consumentenbescherming lastig. Bij wie moeten gedupeerde consumenten aankloppen willen ze hun recht halen? En is de Nederlandse wetgeving daarbij wel van toepassing?
In TiSA is het in ieder geval onhaalbaar gebleken om ondernemers verplicht te stellen om zoiets basaals als consumentenrechten kenbaar te maken. De Europese consumentenkoepel BEUC maakt zich al jaren druk. De organisatie is sceptisch over TiSA omdat zij betwijfelt dat het akkoord daadwerkelijk voordelen voor consumenten zal opleveren en hun bescherming zal bieden. Zij heeft de onderhandelaars er dan ook herhaaldelijk aan herinnerd dat “wetgeving inzake consumentenbescherming niet moet worden opgevat als struikelblok en juist dient om de samenleving als geheel ten goede te komen”.
“Wetgeving inzake consumentenbescherming moet niet worden opgevat als struikelblok en dient juist om de samenleving als geheel ten goede te komen”
Standstill en Ratchet
Om de ambitie van TISA te onderstrepen en de bestaande niveaus van marktwerking en privatisering bindend te maken, zijn er in het deel van het verdrag dat gaat over nationale behandeling, twee clausules opgenomen die bij TiSA-tegenstanders veel stof, of zeg gerust een hele stofwolk hebben doen opwaaien. Het gaat om de zogenoemde standstill-bepaling en de ratchet-bepaling.
Standstill gaat over de mate waarin landen hun diensten hebben geliberaliseerd als TiSA straks wordt afgesloten. Dat moment moet worden beschouwd als nulpunt. Vanaf dan wordt de mate van liberalisering vastgehouden (daarom wordt er ook wel over ‘lock-in’ gesproken) en kan hier, ongeacht de kleur van toekomstige regeringen, tot in lengte van dagen niet meer van worden afgeweken. In de praktijk komt dit erop neer dat buitenlandse dienstverleners niet mogen worden ‘gediscrimineerd’, dat wil zeggen anders behandeld dan hun concurrenten in het gastland. Dat klinkt misschien niet onredelijk, maar wat als zij ondermaats presteren of er door hun handelen ongewenste situaties ontstaan? Je zou zeggen dat regeringen dat dan kunnen verhinderen of rechtbreien. Amper. Ja, ze mogen best nieuwe regels invoeren, maar door de ratchet clausule mag ook nieuwe regelgeving niet ‘discriminerend’ zijn en de facto slechts één richting op gaan: die van nog verdere liberalisering.
“En vergeet niet”, nuanceert Vander Stichele, “nationale behandeling is niet per se gelijk, het betekent eigenlijk dat je niet een minder slechte behandeling mag geven aan de buitenlandse partij, maar wel een betere…”
Het merendeel van de Europarlementariërs heeft (tot ongenoegen van Nederland) in een resolutie in februari 2016 gepleit voor een verbod op de ratchet en standstill clausules. De Europese Commissie heeft dit echter van de hand gewezen. Die stap zou het akkoord niet alleen veel minder ambitieus maken, daarmee zouden de gevorderde onderhandelingen ook terug bij af zijn. De Commissie stelt dat de clausules alleen gelden voor sectoren die niet ‘gevoelig’ liggen. Maar wat is precies gevoelig? En gevoelig of niet, voor werknemers en consumenten kan het toch knap vervelend zijn als er in een bepaalde branche wantoestanden ontstaan die moeilijk kunnen worden verholpen. Als een en ander al kan worden teruggedraaid, dan zal dat niet zonder slag of stoot gebeuren en zullen overheden hier waarschijnlijk fikse boetes voor moeten betalen.
Disciplineren van overheden, niet van het bedrijfsleven
Wil je handel faciliteren, moet je afrekenen met barrières. In het geval van dienstverlening liggen de barrières besloten in nationale wet- en regelgeving. Vanzelfsprekend geldt; hoe minder regels, hoe makkelijker bedrijven zaken kunnen doen. Dat is dan ook precies waar zij op aandringen. Naast de standstill en ratchetbepalingen zijn er nog meer manieren waarop wordt geprobeerd handelsverstorende regels op afstand te houden. Zo lijkt het erop dat regeringen dienstverleners in een vroeg stadium op de hoogte moeten brengen van aankomende wetgeving, zodat zij genoeg tijd hebben om daar eventueel tegen te kunnen lobbyen (zie het artikel over de geheimzinnigheid).
Daarnaast dient het reguleringsvermogen van overheden op verschillende gebieden te worden ‘gedisciplineerd’. Deze zogeheten ‘regulatory disciplines’ moeten “volledig in overeenstemming zijn met huidige en toekomstige EU-wetten”, laat woordvoerder van de Europese Commissie Axel Fourgnier weten. Vander Stichele windt zich er evenwel over op in een rapport gewijd aan TiSA van het Transnational Institute. Overheden moeten worden gedisciplineerd, maar nergens gaat het tot haar ergernis over het disciplineren van het bedrijfsleven. “Bedrijven worden niet eens verplicht om de beste diensten te verlenen. Er wordt in TiSA nergens gezegd dat hét doel van het verdrag is om dienstverlening te verbeteren voor klanten, of dat het gaat over duurzaamheid of de noden van de maatschappij”, klaagt ze.
“Er wordt in TiSA nergens gezegd dat hét doel van het verdrag is om dienstverlening te verbeteren voor klanten, of dat het gaat over duurzaamheid of de noden van de maatschappij”
Geschillen
Wat als dienstverleners zich ondanks al deze disciplinerende maatregelen door een ander land benadeeld voelen en hun recht willen halen? Dan moeten zij in eerste instantie aankloppen bij hun eigen overheid, die vervolgens kan besluiten om een andere TiSA-deelnemer te dagen.
Hiervoor wordt een geschillenbeslechtingsmechanisme tussen staten in het leven geroepen. In iedere zaak moeten drie experts op het gebied van dienstensectoren, wetgeving en internationale handel – die gezamenlijk worden gekozen – uitmaken of een land al dan niet van TiSA is afgeweken. Een land dat op de vingers wordt getikt, heeft maximaal 15 maanden om de gedupeerde dienstverleners tegemoet te komen door zijn beleid te veranderen en/of een boete te betalen. In beroep gaan kan niet. De EU was voorstander van deze mogelijkheid, maar dit werd door de VS resoluut van de hand gewezen terwijl andere landen er de noodzaak of haalbaarheid niet van inzagen. Dat betekent dat de jury de macht heeft sancties op te leggen die alle TiSA-leden raken, maar hiervoor niet kan worden teruggefloten.
Het controversiële Investor State Dispute Settlement (ISDS) op basis waarvan multinationals zelf (miljoenen- of miljarden)claims bij regeringen kunnen indienen als ze vinden dat zij, bijvoorbeeld door wetgeving, benadeeld worden, is dus niet in TiSA opgenomen. Maar landen die het verdrag zullen ondertekenen én onderling al een bilateraal akkoord hebben waar ISDS wèl in zit, kunnen hier in theorie alsnog gebruik van maken om TiSA-gerelateerde zaken af te dwingen. “Dus als je via TiSA investeerders binnenlaat in je dienstensector”, stelt Marc Maes, “zijn die automatisch gedekt door de 3000 bilaterale investeringsakkoorden die er in de wereld al bestaan.”
“Als je via TiSA investeerders binnenlaat in je dienstensector, zijn die automatisch gedekt door de 3000 bilaterale investeringsakkoorden die er in de wereld al bestaan”
Publieke diensten
Dan is er nog het eindeloze gesteggel over publieke diensten. Tal van tegenstanders geven al jarenlang steeds opnieuw uiting aan hun angst dat publieke diensten onder TiSA, zoals de watervoorziening, ten prooi zullen vallen aan private, buitenlandse ondernemingen. Die angst is begrijpelijk omdat – vanuit het oogpunt van consumenten geredeneerd – talloze privatiseringen in binnen- en buitenland faliekant zijn mislukt.
Pakken privatiseringen dan per definitie slecht uit? Nee. Werken alle diensten in overheidshanden dan altijd zo optimaal en efficiënt? Och, was het maar waar (de meest Kafkaëske situaties doen zich voor bij de overheid). Maar zodra het gaat over zaken die het algemeen belang dienen, zeg een openbare bibliotheek, zullen de meeste mensen het erover eens zijn dat het onwenselijk is om die aan de vrije markt over te laten. Eenvoudigweg omdat private partijen primair nastreven zoveel mogelijk winst te maken en de aandeelhouderswaarde te maximaliseren en niet om, zeg, literatuur uit alle hoeken van de wereld zo goed mogelijk te ontsluiten.
Telkens hebben de Europese Commissie en in het geval van Nederland voormalig minister van Handel Lilianne Ploumen benadrukt dat handelsakkoorden niet oproepen – laat staan verplichten – tot het privatiseren van publieke diensten. Er zou daarnaast niets zijn dat regeringen beperkt in het organiseren, ondersteunen of leveren van deze diensten. Op aandringen van het Europees Parlement kunnen reeds geprivatiseerde overheidsdiensten ook in de toekomst weer worden genationaliseerd of door middel van een monopolie aan een privaat bedrijf worden gegund, zoals dat geldt voor de NS of voor bijvoorbeeld de vuilophaaldienst in een bepaalde gemeente. De mogelijkheid om na inwerkingtreding van TiSA je als land op enig moment uit alle verplichtingen terug te trekken, was de Commissie echter te gortig. “Als iedere partij dit opneemt, blijft er van TiSA niets over”, valt te lezen in een Nederlands overheidsdocument. Kortom, zit je er eenmaal in, kan je er niet meer uit.
Landen bepalen zelf wat zij als publieke dienst zien en de Europese Unie neemt in handelsakkoorden standaard een onvoorwaardelijke en brede uitzondering op voor alle publieke diensten, zo ook in TiSA. Dit voorbehoud is van toepassing voor overheden op zowel Europees, nationaal als lokaal niveau. “Het voorbehoud voor publieke diensten is voor het kabinet essentieel. Hierover valt niet te onderhandelen. Zonder dit voorbehoud zal Nederland geen steun kunnen uitspreken voor TiSA”, schrijft Ploumen in een brief aan de Kamer.
“Het voorbehoud voor publieke diensten is voor het kabinet essentieel. Hierover valt niet te onderhandelen. Zonder dit voorbehoud zal Nederland geen steun kunnen uitspreken voor TiSA”
Probleem uit de lucht en alles goed en wel, of toch niet? Nee, zo eenvoudig ligt het ook hier niet. Er is namelijk een achterdeur die de onderhandelaars maar niet dicht willen doen; opvallend genoeg wordt door hen nergens in de documenten eenduidig over ‘publieke diensten’ gesproken. “De definitie ‘public services’ staat er niét in. Ze zijn gewoon met verschillende termen aan het spelen, zo wordt er gesproken over ‘public utilities’ en ‘social services’”, zegt Vander Stichele.
In een studie in opdracht van de Europese Vakbondsfederatie voor Publieke Diensten gaat hoogleraar in Nürnberg Markus Krajewski diep op deze thematiek in en schrijft hij dat begrippen als ‘openbare voorzieningen’ en ‘met overheidsgeld gefinancierd’ helemaal geen specifieke betekenis hebben in het internationaal recht en dat daar in het EU-recht ook geen equivalente termen voor bestaan.
Toch is dit al ruim twintig jaar de praktijk, want ook in GATS is dit het geval. Dit heeft volgens Ines Willemyns al tot veel discussie geleid binnen de WTO. De onderzoekster aan de KU Leuven die zich in handelsverdragen verdiept, denkt echter dat een vaste definitie niet nodig is; hoe breder de term, hoe meer er op een case-by-case basis geanalyseerd kan worden wat nu, in elk land, een publieke dienst is. Dit is ook precies hoe Nederland erover denkt. “Het WTO geschillenbeslechtingsmechanisme speelt daarin een belangrijke rol en zal altijd het evenwicht proberen te vinden tussen de tekst van de verdragen en de regulerende vrijheid van de landen”, vertelt Willemyns.
De lijst met ‘public utilities’ waar door de Commissie uitzonderingen voor zijn gemaakt, is net als in GATS bewust niet uitputtend. De keuze voor volledigheid op dit vlak vindt de Commisie ongewenst omdat dit zou kunnen leiden tot een ‘a contrario-lezing’ en dus een race naar de bodem waarbij verschillende belangengroepen zouden gaan aandringen op bredere uitzonderingen. Vrij vertaald: als er zo min mogelijk wordt opgeschreven, kan er door critici ook maar in beperkte mate commentaar op worden geleverd en actie tegen gevoerd.
Bij vakbond FNV maken ze zich zorgen dat veel van wat zij als publieke diensten of nutsvoorzieningen beschouwen, niet door Europese beleidsmakers onder die uitzondering worden geplaatst. “Dat maakt bepaalde diensten en voorzieningen toch vatbaar voor meer concurrentie en dus commerciële druk”, verklaart woordvoerder José Kager.
In strikte zin komt het er in TiSA op neer dat een publieke dienst volledig in handen is van de overheid en dus geen private concurrenten of winstoogmerk heeft. Maar, merkte Europarlementariër Anne-Marie Mineur van de SP op tijdens een hoorzitting met minister van volksgezondheid Edith Schippers, “…ook al is er maar één euro privaat gefinancierd, dan is een dienst onder TiSA geen overheidsdienst meer en wordt ‘ie dus opengesteld voor de markt.” Volgens deze definitie heeft Nederland nauwelijks nog publieke diensten en Mineur vreest dat TiSA grote invloed zal hebben op “ziekenhuizen, onderwijs, ambulancevervoer, vroedvrouwen en noem maar op.”
“Ook al is er maar één euro privaat gefinancierd, dan is een dienst onder TiSA geen overheidsdienst meer en wordt ‘ie dus opengesteld voor de markt”
Ook de Algemene Onderwijsbond – om een van de vele verontruste en actievoerende organisaties als voorbeeld te nemen – ziet het al gebeuren dat sectoren waarvan wordt gezegd dat ze uitgezonderd zijn, wel degelijk worden opengesteld voor concurrentie uit het buitenland. “Wij zijn allesbehalve gerustgesteld […] dat de EU – anders dan eerst werd beweerd – aan bepaalde betrokkenen binnen TiSA heeft verzocht om verdere liberalisering binnen het onderwijs wèl mogelijk te maken”, schrijft voorzitter Liesbeth Verheggen in een brief aan Ploumen. “Binnen TiSA betekent ‘publiek’ 100% in handen van de overheid; dat is niet het geval voor het onderwijs in Nederland, dus blijft volgens ons altijd de achterdeur open staan voor verdere liberalisering. Er zijn grote commerciële aanbieders op de wereldmarkt die die achterdeur beslist gaan vinden.” Verheggen onderstreept in haar schrijven het grote belang van onderwijs als publieke dienst om de samenhang in de samenleving te handhaven.
Mocht het inderdaad zo ver komen dat private partijen zich op het onderwijs storten, dan mogen openbare scholen door de overheid niet gunstiger worden behandeld, TiSA gaat immers uit van het principe van ‘concurrentieneutraliteit’.
De grens tussen het publieke en private domein is kortom aan het vervagen en het schemergebied dat hier ontstaat, zal naar verwachting worden uitgebaat door buitenlandse firma’s zodra zij hier de kans toe krijgen.
Wordt alles in de toekomst aangeduid als dienst?
Blader je een beetje door het marktaanbod van de EU-landen, kom je het nodige tegen waar je op dienstengebied misschien niet snel aan zou denken: archieven, natuurbescherming, het duwen en slepen van schepen, stadsplanning, strandfaciliteiten, circussen en discotheken (het doet cryptisch aan, maar er wordt gesproken over ‘discodiensten’) – over al dit soort zaken wordt in TiSA afspraken gemaakt.
Om TiSA alomvattend te maken, zijn bedrijven volgens Deborah James van het Amerikaanse Center for Economic and Policy Research (CEPR) in toenemende mate geneigd (zie punt 1 in deze link) van alles en nog wat als (verhandelbare) dienst te bestempelen, ook activiteiten die komen kijken bij het vervaardigen van goederen. Wellicht worden sommige goederen in de toekomst zelf ook als dienst aangeduid. “Een horloge dat slaapgedrag registreert of stappen telt, of bijvoorbeeld een auto worden dan respectievelijk een ‘fitness monitoring service’ en een ‘transport service”’, schrijft de onderzoekster.
Wat levert TiSA eigenlijk op?
Nederland is een diensteneconomie
- Negen op de tien Nederlanders werkt in de dienstensector.
- De dienstensector is verantwoordelijk voor ruim 80% van het Nederlandse bbp.
- 17% van het bbp is direct verbonden met de export van diensten.
- Transport, goederendistributie, financiële dienstverlening, toerisme en maritieme dienstverlening behoren tot de grootste branches.
- 20% van de Nederlandse export bestaat uit diensten (26% daarvan gaat naar TiSA-deelnemers, met name andere EU-landen).
- Met 16 TiSA-partijen, waaronder Turkije en Israël, heeft Nederland/de EU momenteel nog geen handelsakkoord over de handel in diensten.
Levert TiSA eigenlijk wel wat op, vraagt het ministerie van Handel in Den Haag zich af in de zomer van 2012, als de onderhandelingen nog moeten beginnen. “De VS noemen telkens de economische waarde van dit akkoord, maar dit is nog nergens met cijfers onderbouwd”, valt te lezen in interne overheidsdocumenten. “Anders dan bij de handel in goederen, is er geen robuuste data voorhanden over de handel in diensten. Elk argument voor of tegen dit akkoord, waarin iets wordt gezegd over de exportpotentie of economische waarde, moet met een flinke kilo zout worden genomen.” Desalniettemin gingen de TiSA-deelnemers in april 2013 voor het eerst met elkaar om de tafel.
“Elk argument voor of tegen dit akkoord, waarin iets wordt gezegd over de exportpotentie of economische waarde, moet met een flinke kilo zout worden genomen”
Sindsdien luidt de boodschap vanuit overheidswege dat het akkoord zal zorgen voor meer banen, groei en welvaart en betere, efficiëntere en goedkopere dienstverlening. Het meest geciteerde cijfer in dit verband is de 15,6 miljard euro aan jaarlijkse economische groei in de EU die TiSA zou moeten opleveren. Een bedrag dat slechts een klein percentage (0,1%) van het totale BNP van de EU voorstelt. Sommigen zullen zich afvragen waarom er zoveel inspanningen voor een akkoord nodig zijn als de opbrengst zo bescheiden uitvalt.
Met de voorspelde groei zullen de belastinginkomsten omhoog gaan, waardoor uitgaven aan publieke diensten ook lichtelijk zouden kunnen toenemen, klinkt het met de nodige terughoudendheid in een impactanalyse van TiSA (280 pagina’s), die onderzoeksbureau Ecorys in opdracht van de Europese Commissie heeft uitgevoerd.
Vander Stichele heeft weinig op met dit soort prognoses. Bij wie komen de winsten terecht? “Met de cijfers wordt altijd gegoocheld hè. In alle onderhandelingen die ik heb gevolgd, zeggen ze ‘je gaat zo en zoveel winnen’, maar houden er daarbij geen rekening mee dat winst ook naar dividenden kan gaan, niet naar bijvoorbeeld de verlaging van prijzen. Of dat er met alle belastingontwijking mogelijk niet meer belasting wordt betaald.”
Bij wie komen de winsten terecht? “Met de cijfers wordt altijd gegoocheld hè”
Of de burger op enig moment in positieve zin iets van TiSA in zijn portemonnee zal merken, is dus maar de vraag. Als de groei daadwerkelijk wordt gerealiseerd en bovendien een beetje eerlijk verdeeld, is € 31 per hoofd van de EU-bevolking (dat is diezelfde 0,1% groei) mooi meegenomen. Maar die paar tientjes kunnen in het geval van (onvoorziene) negatieve macro-economische omstandigheden ook zo weer worden teniet gedaan.
Het midden- en kleinbedrijf dan? Het Europees statistiekagentschap Eurostat becijfert dat, afhankelijk van de branche, tussen de 97 en 100% van alle dienstverleners in Europa behoren tot het MKB, dat werk biedt aan 65% van de werknemers in de dienstensector. Ines Willemyns van de KU Leuven denkt dat MKB’ers met TiSA eindelijk makkelijker de markten van andere TiSA-deelnemers op zullen kunnen. “Multinationals hebben door hun machtspositie vaak al toegang tot al deze landen, het zijn juist de kleinere bedrijven die hier het meeste baat van zullen hebben.”
Wetende dat het primair de sterke lobby van multinationals is die achter dit akkoord zit en niet die van het MKB, valt dat te bezien. Afhankelijk van de branche zullen er genoeg positieve voorbeelden te geven zijn en hoewel TiSA volgens Ecorys aan MKB’ers meer zekerheid en duidelijkheid zal bieden, verwacht het onderzoeksbureau niet dat zij door het akkoord ook daadwerkelijk meer zullen gaan exporteren. In veel gevallen beschikken MKB’ers eenvoudigweg niet over de tijd en de middelen om zich te verdiepen in en te voldoen aan de procedures en maatregelen om een andere markt te betreden. Multinationals, die kunnen buigen over ‘compliance departments’, hinken veel minder tegen dit soort zaken aan en proberen die in TiSA bovendien nog meer naar eigen hand te zetten.
Late impactanalyse: wel of geen mosterd na de maaltijd?
Terug naar de impactanalyse van Ecorys zelf. Opvallend daaraan is in eerste instantie de timing. Zij is namelijk niet jaren geleden, maar pas in juli 2017 verschenen. Dat is weliswaar niet de schuld van het bureau zelf, maar rijkelijk laat is het wel. Was Trump niet ten tonele verschenen, waren de onderhandelingen eind vorig jaar mogelijk al afgerond. Het kostte naar eigen zeggen veel tijd (en vertraging) om voor een dergelijk akkoord een onderzoeksmethodologie te ontwikkelen.
Volgens Vander Stichele zou de Commissie het bureau daarnaast opdracht hebben gegeven het onderzoek geruime tijd te staken, maar dit is volgens onderzoeksleider Nora Plaisier onjuist. Nu het eenmaal is gepresenteerd, is het voor Vander Stichele mosterd na de maaltijd want de bevindingen komen volgens haar te laat om nog verandering te brengen in de grotendeels afgeronde onderhandelingen. Plaisier stelt op haar beurt dat dat zeker niet het geval zal zijn als de onderhandelingen worden hervat.
Volgens de onderzoekers van Ecorys zal TiSA op verschillende vlakken (milieu, lonen, mensenrechten, enz.) minimale positieve of negatieve effecten hebben. Een procentje hier eraf, een procentje daar erbij, dat is zo’n beetje de strekking van de studie, waar bovendien naar eigen zeggen maar geringe zekerheid vanuit gaat. Het blijven voorspellingen. De zorgen van verschillende belanghebbenden (voor- en tegenstanders) zijn in het onderzoek verwerkt en terug te vinden, maar dat geldt geenszins voor de alarmerende en afkeurende boodschap die kenmerkend is voor de grondige analyses van de lekken op WikiLeaks en de TiSA-onderzoeken die onder meer door vakbonden, ngo’s en enkele academici zijn uitgevoerd.
“Er is nooit een debat geweest over de referentietermen van deze studie: wat heeft de Commissie precies aan het onderzoeksbureau gevraagd? En waarom komen gerespecteerde universiteiten tot heel andere conclusies dan deze betaalde consulenten?”, wil Thierry Aerts van de Belgische vakbond ABVV weten.
“Waarom komen gerespecteerde universiteiten tot heel andere conclusies dan deze betaalde consulenten?”
Vander Stichele wijst er eveneens op dat wie betaalt, bepaalt. Ze beweert dat de Commissie de onderzoekers onder druk zet om geen rare dingen op te schrijven, en niet alleen hierbij. “Ze mogen ook niet zeggen dat iets niet mag doorgaan. Er moet sprake zijn van ‘mitigating measures’, dat betekent dat als ze een negatief effect zien in hun onderzoek, ze moeten aangeven hoe je met het negatieve effect moet omgaan om het minder erg te maken.” Plaisier ontkent deze claim en benadrukt dat Ecorys “een onafhankelijk onderzoeksbureau is dat zo objectief mogelijk probeert te zijn en dat achter zijn bevindingen, conclusies en aanbevelingen staat.”
Gevolgen op specifieke gebieden
Deborah James, die voor zowel CEPR als voor Our World is Not For Sale werkzaam is en zich al vele jaren vastbijt in alles dat met wereldwijde handel te maken heeft, vat TiSA samen als handvest voor het uitbesteden en naar elders verplaatsen van banen. Een handvest dat volgens haar bovendien is bedoeld om regels vast te leggen die multinationals in staat stellen te opereren in een grenzeloze digitale omgeving met minimale regelgeving en voor hen maximale rechten ten aanzien van arbeid, kapitaal, hulpmiddelen en data. Klik hieronder op de uitklapbare teksten voor meer details over de gevolgen van TiSA op enkele specifieke gebieden.
Met medewerking van Lisa Dupuy en Jimmy Stroobants